Voorwaarden voor een succesvol co-ouderschap

Evolutie van de klassieke verblijfsregeling naar verblijfsco-ouderschap

Vroeger had je de klassieke verblijfsregeling als standaard: de kinderen werden aan de moeder toegewezen en mochten één weekend om de veertien dagen en de helft van de vakanties bij de vader. Van deze regeling werd slechts afzonderlijk afgeweken.

Sedert de bilocatiewet van 18 juli 2006 – waarbij de rechter op vraag van minstens één van de ouders de mogelijkheid van verblijfsco-ouderschap (evenveel tijd bij de moeder en de vader) moet onderzoeken, doch kan weigeren wanneer het volgens hem of haar niet de meest passende oplossing is – is de tendens dat er meer en meer verblijfsco-ouderschap of bilocatie wordt toegepast. Ook bij de echtscheidingen door onderlinge toestemming.

De achterliggende reden hiervoor is dat de vader, evenzeer als de moeder, bij de opvoeding van hun kinderen betrokken wilt zijn, wat op zich uiteraard heel positief is. Bij een verblijfsco-ouderschap kunnen de kinderen bovendien een band met hun moeder én vader opbouwen, wat bij een klassieke verblijfsregeling minder evident is.

Maar is co-ouderschap voor de kinderen ook altijd de beste oplossing?

Niet alle co-ouders zijn achteraf gezien helemaal tevreden over verblijfsco-ouderschap. Ze denken dan vooral aan het over en weer verhuis van de kinderen met hun koffers, met het risico dat de kinderen zich nergens thuis voelen. Een klassieke verblijfsregeling zou voor meer stabiliteit zorgen.

Zelf wijs ik in mijn bemiddelingen de ouders erop dat verblijfsco-ouderschap niet alleen over tijdsverdeling gaat, maar dat co-ouderschap ook een ingesteldheid is. Het gaat over samen de kinderen opvoeden, samen verantwoordelijk zijn, samen overleggen. Verblijfsco-ouderschap is niet voor iedereen weggelegd. Als je hiervoor kiest, dan moet je hiervoor bepaalde inspanningen doen.

Voorwaarden voor een succesvol co-ouderschap

Om co-ouderschap te doen slagen, zijn er een aantal vereisten:

1. De ouders moeten met elkaar kunnen communiceren en overleggen. Soms heeft het tijd nodig om in goed overleg te kunnen gaan. In het begin kan overleg moeilijk zijn omwille van de emoties.

2. Je moet vertrouwen hebben in elkaar: vertrouwen dat de andere ouder goed voor de kinderen zorgt, het geld voor de kinderen effectief aan de kinderen besteedt, enz.

3. Respect hebben voor elkaar als vader en moeder van jullie kinderen. Dat de andere ouder het anders doet dan jij is niet noodzakelijk slechter of beter. Het is gewoon anders en kan zelfs voor jullie kind verrijkend zijn.

4. Het hebben van een zekere rijpheid: je eigen ego en negatieve gevoelens tegenover jouw ex opzij kunnen zetten en het belang van jullie kind kunnen vooropstellen.

5. Co-ouderschap moet ook praktisch haalbaar zijn: als één ouder op grote afstand van de school gaat wonen, is een lange autotocht in de week naar en van de school gewoon niet praktisch. En ook wanneer je bijvoorbeeld wegens jouw job weinig tijd in de week kan vrijmaken voor jouw kinderen, is co-ouderschap niet de ideale regeling. Wees hierin eerlijk met jezelf.

6. Rekening houden met de kinderen: de kinderen zelf  moeten zich ook goed voelen bij een regeling van bilocatie en de regeling aankunnen. Je kan experimenteren in de verdeling van de tijd: week/week, wissel om de drie dagen, of nog anders. Kleine kinderen die nog niet naar school gaan hebben dan weer nood aan één zorgfiguur en tieners bouwen hun eigen sociale leven op en afhankelijk hiervan zullen ook zij hun voorkeur in de verblijfsregeling hebben.

 

Slagen jullie hierin dan zullen de kinderen zeker bij een verblijfsco-ouderschap gebaat zijn, dit ondanks het over en weer verhuis. Uit getuigenissen van kinderen blijkt dat zij zich zowel bij moeder als bij vader kunnen thuisvoelen.